Yaïr Callender – Matthias Grothus – Jamsessie
vanaf 24/10/2021 tot en met 05/12/2021
Nieuwsgierigheid is de mens aangeboren. Van nature moeten we wel. Onze zintuigen zijn erop gericht naar onze omgeving te luisteren, zaken en objecten om ons heen te voelen, de geuren in ons op te snuiven en vooral: te kijken! We barsten van de mogelijkheden om onze omgeving te onderzoeken en onze hersens te laten werken, willekeurig en onwillekeurig, en alles wordt klaargemaakt om onderworpen te worden aan ons voorstellingsvermogen. Echter, in het gebruik van onze hersens op basis van onze zintuigen worden we ook geconditioneerd. Onze zintuigen zijn er ter overleving en die overleving staat in ons verwende land ver af van de basale zaken waarmee je ooit te maken had om te overleven. We worden momenteel gedreven door concurrentie en efficiëntheid. Onze creativiteit in het omgaan met de omgeving is verdreven naar wat nu ‘vrije tijd’ en ‘vakantie’ heet. Dat wat ooit overleving was, heet nu ‘recreatie’ en die recreatie staat weer in het teken van de consumptie. Waren onze zintuigen ooit de bron van kennis van onze omgeving en het verbeeldingsvermogen om die te kunnen bezweren, nu zijn ze gericht op onze dagelijkse efficiënte taken. Vervolgens moeten ze vooral verwend en ontstrest worden, zodat we de volgende dag weer paraat kunnen staan. Dat verwennen en ontstressen is een hele industrie op zich geworden. Van kunstenaars wordt vaak verwacht dat ze deelnemen in die tak van industrie en wanneer ze dat niet doen, wordt hun werk vaak omschreven als ‘moeilijk’. Maar wat is ‘moeilijk’? ‘Moeilijk’ als in een puzzel die opgelost moet worden? ‘Moeilijk’ als in iets onbegrijpelijks?
Het nieuwsgierig kijken en het maken om de nieuwsgierigheid verder op de proef te stellen en de wereld te bezweren ligt nu in handen van kunstenaars. Van kunstenaars als Yaïr Callender (1987) en Matthias Grothus.(1982) kun je moeilijk beweren dat hun werken puzzeltjes zijn of dat zij onbegrijpelijk zijn. Want, valt er iets te begrijpen? Misschien zijn ze beter te presenteren als zaken waarnaar je kijken kunt, als dingen die in zichzelf of in hun samenstelling iets te vertellen hebben, dat misschien je begrip wel te boven gaat, maar dat je oernieuwsgierigheid en je oervoorstellingsvermogen ook opwekt. Beide maken ze dingen waar je omheen wil lopen, waarvan je wil weten hoe ze in elkaar zitten en waarom, maar tijdens het kijken krijg je de bal vaak weer onmiddellijk terug. Want wat vind je er zelf van? Of is het werk waardoor je een beetje in de maling genomen wordt? Dat zou goed kunnen want kunst neemt je graag in de maling. Het wil je immers graag iets doen geloven. Dat het mooi of lelijk is bijvoorbeeld – maar dat is nog maar het minste – of dat het iets voorstelt wat het zelf niet is. Het opent daarmee je eigen voorstellingsvermogen. In feite spelen alle kunstwerken daarop in, maar die van Grothus en Callender in het bijzonder. Beider werken trekken je aan, niet om hun schoonheid of lelijkheid, maar gewoon omdat ze er zijn. Het zijn ook die kwaliteiten die hun werk samengebracht heeft in deze tentoonstelling.
Bij hun uitnodiging om samen tentoon te stellen kenden zij elkaar nog niet. Ze werden bij elkaar gebracht vanwege de overeenkomsten in hun werk, maar in feite zijn de verschillen net zo groot. Veel van Grothus’ werken, gemaakt uit een veelheid van materialen, kunnen bewegen of suggereren beweging. Niet zelden wordt de kijker zelf uitgenodigd het werk te laten bewegen. Ook andere processen kunnen plaatsvinden: soms geven zijn werken licht, soms maken ze geluid. Alle processen die plaatsvinden in Grothus’ werken zijn in principe te herleiden. Wat dat betreft zijn zijn werken niet ‘moeilijk’. Ondanks de mechanieken, en de elektronica die er soms bij komt kijken, hebben ze vaak het voorkomen van levende wezens, daargelaten of het dan om planten, dieren of andere levensvormen gaat. Functionaliteit en betekenis gaan bij Grothus in het maakproces volledig samen en vormen daarmee vrij letterlijk het werk. Soms hebben de werken een flinke vleug surrealisme en er zit ook vaak een fijne humor in. Hij is er een meester in om van een aantal afgedankte materialen iets nieuws te maken dat niet zozeer grappig of handig in elkaar geflanst oogt, maar juist een complete gedaanteverwisseling heeft ondergaan, een eigen betekenis heeft gekregen, een eigen leven heeft gekregen. Het gaat Grothus ook niet om de recycling van oude spullen. Het gaat meer om hoe materialen en objecten betekenis krijgen en hoe ze tot leven komen. De werken lijken te komen uit de werkplaats van een uitvinder die liever de zijpaden bewandelt, dan dat hij zich een praktisch doel stelt. Enerzijds zijn zijn werken volstrekt zichzelf, anderzijds stellen ze zich ook nadrukkelijk open voor de kijker.
Callenders werk straalt, hoewel niet vrij van humor, een filosofische ernst uit. Het gaat dan echter niet om ernst als gevolg van de zwaarte van het leven. Het is de ernst van de aandacht voor hoe de wereld in elkaar zit. Een wereld die zich uitstrekt van sterrenstelsels in de hemel, tot chemische processen vlak bij de grond, van de geometrie van het gewone, tot het bijzondere in details, en verder alle gedachtes die daarover zijn. De wereld is als een groot monument voor zichzelf, dat weer opgedeeld is in kleinere monumenten, zo zou je kunnen concluderen uit Callenders werk. Daaruit is misschien zijn eigen streven naar monumentaliteit te verklaren. Dat wil niet zeggen dat al zijn werken per se groot zijn. Het is meer de idee van hoe je het bijzondere kunt samenvatten in vorm en structuur, zodanig dat het je langer bijblijft. Het is bij hem de beeldende retoriek die van belang is, zoals dat ook gaat bij monumenten. Die retoriek kan echter variëren van grote woorden tot uitingen van twijfel. Retoriek is bij hem niet altijd het helder en scherp articuleren van ideeën. Zij kan ook het fluisteren van gedachten zijn die door Callender zelf nog ontward moeten worden, of die hij liever overlaat aan de kijker om er ideeën over te hebben. Onderdelen en objecten kunnen ook later weer terugkeren in een ander werk, gewijzigd of ongewijzigd. Ze geven daarmee weer andere aspecten van hun bestaan bloot aan de kijker. Waar Grothus een uitvinder is, is Callender eerder een ontdekkingsreiziger. Hij maakt en ziet dingen en processen, ziet het bijzondere ervan en wil dat enthousiast delen met de kijker.
Callender en Grothus zijn er beide goed in om zaken te maken die juist door hun uitzonderlijkheid de aandacht trekken. Beiden zijn kunstenaars die met hun werk hun eigen wereldbeeld en dat van de kijker op een intrigerende manier op de proef stellen. Dat wordt gecombineerd met een veelzijdigheid in het maken, met respect voor en onderkenning van de mogelijkheden van materialen, of het nu gaat om hout, metaal, pigmenten, elektriciteit, licht en schaduw en wat al niet. Je kunt zelfs beter spreken van een jamsessie van twee kunstenaars die elkaar nog maar net hebben ontmoet. Bij het schrijven van deze tekst is nog niet duidelijk hoe de show eruit gaat zien, maar ongetwijfeld zullen de twee kunstenaars elkaars ritmes aanvoelen en plezier beleven van elkaars dwarssprongen. Het is voor beide een kans hun eigen werk in een nieuw perspectief te zien, terwijl de bezoeker van de tentoonstelling daaraan deelneemt met zijn/haar nieuwsgierigheid.
Bertus Pieters, september 2021
curator
Bertus Pieters